Volgens Cicero was de Romeinse kruisiging crudelissimum taeterrimumque supplicium, 'de wreedaardigste en afschuwelijkste terechtstelling'. Het begin ervan, de kruisiging zelf, was vermoedelijk het pijnlijkste. De beide enkels werden boven elkaar met één lange spijker aan de staander geslagen; op de dwarsbalk werden de armen aan weerszijden uitgestrekt en de handen vastgespijkerd. Niet alleen was de pijn ondraaglijk; de positie drukte ook de definitieve, onbeweeglijke machteloosheid uit tot aan de dood, die uren of dagen kon uitblijven. Toen in 71 vóór Christus 6.000 slaven langs de Via Appia in Rome werden gekruisigd, symboliseerde die ultieme marteling tevens de onterende mislukking van wat de bevrijdingsstrijd van Spartacus had moeten worden.
De kruisdood van Jezus, die even gruwelijk en vernederend was, krijgt in de christelijke benadering een heel andere interpretatie. In Bachs Mattheüspassie volgt op de kruisiging de aria Sehet Jesus hat die Hand uns zu fassen ausgespannt. 'Zie Jezus heeft zijn handen uitgespreid om ons te omarmen.' Het symbool van totale onmacht wordt hier het symbool van liefde en redding.
De grondslag hiervan ligt in het christelijke dogma dat zegt dat de Jezus die aan dit kruis volwaardig mens is, tot in het vreselijke lijden, tevens de almachtige God is, die door dit lijden de mensen verlossing brengt. Het lijkt me zinvol die twee kruisigingen, die van de Via Appia en die van Golgotha, met elkaar in verband te brengen. In beide gevallen gaat het om bevrijding en verlossing, om mensen die bewust het risico van lijden en dood aanvaarden om een hoger doel te bereiken.
In revoluties en bevrijdingsoorlogen hebben talloze mensen hun leven gegeven. Bij gevangenneming werden ze ook vaak gefolterd en toch hebben ze zich daardoor niet laten afschrikken. Veelal brachten ze dit offer niet alleen voor zichzelf, maar in de hoop een beter leven voor hun medemensen mogelijk te maken. Bewust of onbewust lieten ze zich daarbij leiden door het woord dat het evangelie van Johannes aan Jezus toeschrijft (15,13) 'Niemand heeft meer liefde dan wie zijn leven geeft voor degenen die hem dierbaar zijn.'
Hoe ontroerend die gedachte ook is - en in het geval van Jezus wordt ze door Bach op meesterlijke wijze uitgedrukt - toch mag die ons niet in de verleiding brengen het lijden op zichzelf te verheerlijken. Het lijden, vooral het ondraaglijke lijden, is hoe dan ook een kwaad. Het blijft, zelfs voor gelovigen, een mysterie waarom Jezus zo'n gruwelijk lot moest ondergaan, hoewel de almachtige God ook zonder dat lijden de mensen kon verlossen. En in het lijden dat mensen ondergaan die vervolgd of mishandeld worden, speelt altijd de boosaardigheid van andere mensen de beslissende rol.
De talloze voorstellingen over de kruisiging van Jezus zouden er ons op de eerste plaats aan moeten herinneren dat we mishandeling, foltering en terechtstelling definitief uit de wereld moeten bannen. Dat bevrijding en lotsverbetering via andere, meer humane middelen, tot stand moeten komen.
Op het monument voor de gesneuvelden van Wereldoorlog I in Aartrijke staat in rode letters: 'Welk nut ligt er in het storten van ons bloed.' Mediteren over lijden moet er ons vooral toe aanzetten te ijveren voor een toekomst waarin 'storten van bloed' nooit meer enig nut zal hebben.
Etienne Vermeersch
7 april 2012
De Standaard