"In tegenstelling tot wat Fehti Gümüs deed, hoeven migranten niet te betogen dat ze Vlaming zijn, integendeel: ze maken beter duidelijk wat hen zowel aan hun vroegere vaderland als aan het onze bindt." De lezing die Fehti Gümüs voor de senaatscommissie heeft voorbereid (DM 14/12) was indrukwekkend en men vraagt zich met plaatsvervangende schaamte af waarom hij die niet volledig mocht uitspreken. De ironische verwijzingen naar de kleine kantjes van de Vlaamse politiek vormen er immers de eigenlijke pointe van. Op een meesterlijke wijze toont de auteur aan dat hij in de volle zin van het woord een Vlaming is, en, aangezien hij al dertig jaar in dit land woont, zeker ook een Belg. Uitgerekend het onweerlegbare karakter van die argumentatie vormt een tweede reden van mijn belangstelling: ik heb nooit een indrukwekkender betoog tegen het migrantenstemrecht onder ogen gehad. Dat lijkt paradoxaal, maar let op wat volgt. Zowel sociaal als cultureel is Fehti Gümüs een volwaardige burger van dit land en toch komt daar, als een donderslag bij heldere hemel, de bewering dat hij een Turk is. De redactionele inleiding bij het stuk vermeldt dat hij zou "getuigen waarom hij niet gekozen heeft voor de Belgische nationaliteit", maar over die argumentatie heb ik geen woord gelezen. Hij stelt de vraag: "waarom dan niet kiezen voor naturalisatie?"..., maar waar blijft het antwoord? Zoals ik al in diverse debatten heb betoogd, vrees ik dat dat te vinden is in een fenomeen dat ik "rootisme" noem: trouw aan de eigen "roots". De mens, als sociaal wezen, heeft de behoefte zich als lid van een bepaalde groep te zien. Men zoekt in zo'n lidmaatschap een 'identiteit': een wijze waarop men zichzelf kan karakteriseren en aan zijn handelingen een externe zin geven. Sommigen vinden die identiteit in hun godsdienst: "ik ben een moslim", "ik ben een katholiek"..., maar velen ervaren zich toch in de eerste plaats als lid van een volksgemeenschap en/of als burger van een staat. Een volk (of etnie) is een groep mensen die zich als zeer nauw met elkaar verbonden beschouwt. De grondslag van die samenhorigheid lijkt voor hen doorgaans de evidentie zelve, maar in feite is die verbondenheid op uiteenlopende criteria gebaseerd. Vaak hebben ze een gemeenschappelijk territorium (wat niet geldt voor joden en zigeuners); soms is de taal een belangrijk bindmiddel (Vlamingen), dan weer de godsdienst (Ieren, Serviërs), maar ook de afstamming kan een voorname rol spelen (joden). Een natie is een relatief grote etnie, of een groep van etnieën, die, behalve een gemeenschappelijk territorium een sterk besef hebben van collectieve belangen.
Verder is er een gemeenschappelijke wil om een eenheid te vormen en vaak ook leeft het (soms fictieve) besef van een gemeenschappelijke geschiedenis. Sinds het ontstaan van het "nationalismebeginsel" is de overtuiging gegroeid dat een groep die zich als natie ervaart ook over een eigen soevereine politieke structuur moet beschikken: een staat. Hier en daar wordt de gemeenschappelijke identiteit als volk nog in een zekere mate bepaald door biologische afkomst. Maar wat de natie en staat betreft, is het een van de grote verworvenheden van de twintigste eeuw - verworven met veel bloed en leed - dat de genetische oorsprong van een persoon, met name zijn zogenaamde "raciale" aspecten, geen rol mogen spelen in de vraag of iemand al dan niet tot een staat behoort. De kern van het echte racisme bestaat er juist in dat men een persoon niet beoordeelt om wat hij individueel, sociaal en cultureel betekent, maar enkel op basis van zijn biologische herkomst. Wat ik hierboven "rootisme" heb genoemd, is, hoewel minder erg, toch de andere kant van de medaille van racisme. Het bestaat er immers in dat iemand zichzelf met een volk of staat identificeert om reden van louter biologische afstamming. Kinderen van allochtonen, die hier geboren en opgeleid zijn, hebben veelal een zo sterke verbondenheid met onze sociale netwerken, onze communicatievormen, onze consumptiepatronen en onze cultuur in het algemeen dat ze in het land van hun ouders (of grootouders) niet meer zouden aarden. De streek of de stad waar ze "geboren en getogen" zijn, is hun eigenlijke "heimat" en, om het wat puntig te formuleren, velen onder hen spreken minstens even goed Nederlands en zeker beter Antwerps dan Philip De Winter. Ze zijn dus als mens, dat wil zeggen als een wezen dat in essentie sociaal en cultureel bepaald is: Vlamingen, Walen, Brusselaars... en dus: Belgen.
Toch worden we geconfronteerd met dat merkwaardige fenomeen waarbij sommigen zich - zoals Fehti Gümüs - in strijd met alle evidentie nog altijd "Turk" of "Marokkaan" noemen. De enige verklaring die ik tot nu toe gevonden heb, is hun overtuiging dat ze trouw moeten blijven aan de etnische of nationale bindingen van hun ouders. Terwijl hun ouders veelal echte Turken en Marokkanen zijn, is hun Turkse of Marokkaanse "identiteit" grotendeels een fictie die gebaseerd is op de gedachte dat toebehoren tot een natie iets met biologische afstamming te maken heeft. Dat is, om het nog eens te herhalen, "rootisme", en die ingesteldheid heeft dezelfde voedingsbodem als het racisme. Het is natuurlijk begrijpelijk dat kinderen zich solidair voelen met hun ouders, maar ze moeten inzien dat dat op het vlak van nationale identiteit met de feiten zelf in strijd is. In de VS voelen kinderen van Belgen of Italianen, maar ook van Vietnamezen of Indiërs, zich vanaf de tweede generatie volkomen Amerikaan, en zo hoort dat ook bij mensen die elke zweem van biologisch of "ras"-denken willen uitbannen. Men kan daarbij wel één uitzondering maken: zij die zich met het volk van hun ouders willen blijven identificeren omdat die onderdrukt werden of weggejaagd zijn, zoals de Koerden of de Palestijnen, hebben, tot het onrecht hersteld is, wel voldoende reden om aan die "roots" trouw te blijven. Ik wil deze allochtone jongeren uiteraard niet veroordelen: voor degenen die hier geboren en opgeleid zijn (en eigenlijk alleen voor hen), had er al heel lang een snel-Belg-wet moeten bestaan. We hebben ze dus op een onverantwoorde wijze van ons afgestoten en door latent of openlijk racisme bij ons zijn ze ook soms noodgedwongen een andere identiteit gaan zoeken. Maar nu ze de kans hebben om formeel te worden wat ze allang zijn - volwaardig burger van dit land - moeten we hen duidelijk maken dat het "rootisme" op lange termijn geen oplossing is voor hun problemen, maar veeleer een bekrachtiging ervan.
Het is mijn diepe overtuiging dat het toekennen van stemrecht aan degenen die wegens dit verkeerd begrepen nationalisme geen Belg willen worden, een volkomen misleidend signaal zou zijn. Voor hen die in een ander land en een andere cultuur zijn geboren en opgegroeid, ligt het probleem helemaal anders: die zijn echt Turk, Marokkaan... en ze kunnen het als een soort verloochening ervaren als ze onze nationaliteit zouden aannemen. Precies omdat ze een menselijk heel begrijpelijke reden hebben om geen Belg te worden, kan men voor hen de vraag of ze gemeentelijk stemrecht zullen krijgen op een zinnige wijze stellen en op een volwassen wijze bespreken. Ik ben het niet eens met degenen die vinden dat zoiets een must of een evident recht is: geen enkel van de argumenten daarvoor is echt dwingend. "No taxation without representation"? Dat was indertijd een zinvolle slogan om de macht van de vorsten te beperken. Maar men heeft die ook omgekeerd: "No representation without taxation" en dat leidde tot het cijnskiesrecht. Laten we de volkssoevereiniteit dus maar beter niet aan belastingen koppelen. De verwijzing naar de Europese burgers is al evenmin overtuigend: daar gaat het niet om een bevestiging van het geïntegreerd zijn in het land waar men woont, maar om een wederkerige maatregel onder de landen van de EU met als symbolische functie het besef van Europees burgerschap te versterken. Veeleer dan het migrantenstemrecht (voor de "eerste generatie") autoritair op te dringen, met de suggestie dat het immoreel of dwaas zou zijn een andere mening te hebben, kan men er beter een humaan pleidooi voor houden. Onze mensen kunnen heus wel begrip opbrengen voor een argumentatie die erop wijst dat die migranten enerzijds van hun land van oorsprong blijven houden, maar anderzijds in een grote mate in ons maatschappelijke leven geïntegreerd zijn. Ook kan men het plausibel maken dat dit stemrecht op zichzelf nauwelijks nadelen meebrengt, maar integendeel het wederzijds begrip en het harmonisch samenleven kan bevorderen. In tegenstelling tot wat Fehti Gümüs deed, hoeven ze dus niet te betogen dat ze Vlaming zijn, integendeel: ze maken beter duidelijk wat hen zowel aan hun vroegere vaderland als aan het onze bindt.
Het zal wel naïef zijn van mijnentwege om te denken dat het onderscheid dat ik hierboven maak, en de mogelijke opening die ik suggereer, iets zou kunnen bijdragen om uit de huidige politieke impasse te geraken, maar, "point n'est besoin d'espérer pour entreprendre..."