"Als ik zijn inzichten overschouw, durf ik te zeggen dat Spinoza de eerste waarlijk verlichte mens was."
Jaren geleden heb ik op VTM eens gezegd dat de God van het christendom niet bestaat en dat ik daar bewijzen voor had. Ongelooflijk wat ik toen over mij heen heb gekregen. In plaats van te argumenteren, werd er alleen maar gescholden. Wie denkt, is al verdacht. Maar wie anders denkt, moet zwijgen. Nu goed, dat zijn speldenprikken in vergelijking met wat Spinoza doorstaan heeft. Hoewel hij een beminnelijk man was, werd hij vanwege zijn ideeën mateloos verafschuwd. Spuw op dit graf', schreef men na zijn dood, hier ligt Spinoza.' Zijn tijdgenoot, de filosoof Pierre Bayle, nochtans een strijder voor verdraagzaamheid, zei: Spinoza's hypothese is de meest monsterachtige die ooit is uitgevonden.'
Zijn Theologisch-politiek Traktaat werd heftig aangevallen. Geschreven in het Latijn, gelukkig niet in de volkstaal vertaald, want anders had men hem zeker vervolgd. Zijn lijfspreuk was niet voor niets Caute', wat behoedzaam' betekent. Toch kun je hem niet van gebrek aan moed verdenken. Hij was er zich gewoon van bewust dat het doorsnee publiek zijn ideeën niet zou begrijpen en te fel zou reageren. Dus werkte hij behoedzaam verder. Hij sleep lenzen om aan de kost te komen en daarnaast schiep hij een schitterend denkkader, waarmee we als redelijke wezens een heel eind voort kunnen.
Belangrijk vind ik ook dat zijn leven in eenklank was met zijn denken. Dat probeer ik ook na te streven. Maar de bekoringen in onze tijd zijn groot en ik beschik niet over de nodige geestkracht om echt op zijn niveau te komen. Wel had ik met hem bevriend kunnen zijn, ongetwijfeld. Vooral omdat hij altijd op redelijke argumenten inging. Spinoza ging geen enkele vraag uit de weg. En in wat hij dacht, heeft hij het, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Hegel, over de individuele mens. De mens die zich de vraag stelt: wat loop ik hier te doen? In het antwoord op die vraag is Spinoza mijns inziens door niemand overtroffen.
HIJ is me heel nabij. Ook omdat zijn levenskeuzes voor een deel overeenkomen met die waarmee ik zelf geconfronteerd werd. Beiden kregen we een opvoeding waarin God centraal stond. Ik als katholiek, hij als jood. Hij is altijd buitengewoon consequent gebleven. Ook ik heb van kindsbeen af de behoefte gehad om zo bewust en begrijpend mogelijk te leven. In mijn jeugd stond mijn relatie met God centraal, en de behoefte om hem te begrijpen. Ik vermoed dat het diepe geloof van die jaren tot gevolg heeft gehad dat ik tot op heden nog aan dat probleem zoveel belang hecht. Niet dat ik gevoelens van rancune heb, zoals sommigen denken. Ik betreur noch mijn jeugdige geloof noch mijn verblijf bij de jezuïeten. Wel ben ik later, bij de studie van de kerkgeschiedenis, op zoveel afschuwelijke dingen gestuit dat ik vind dat je die aan de orde móét stellen. Maar dat doe ik ook in verband met de islam, het communisme, enzovoort.
In mijn jeugd dacht ik niet alleen na over het geloof, ik beleefde het heel intens. Maar rond mijn zeventiende ben ik, vooral na lectuur van Zuster Virgilia van Gerard Walschap, in een geloofscrisis terechtgekomen. Ik begon te beseffen dat het bestaan van God niet te bewijzen viel. Maar wat dan? Maandenlang heb ik echt met de wanhoop geleefd dat zonder God mijn leven geen zin meer had. Daarom deed ik een sprong in het duister. De sprong naar God. Hij viel niet te bewijzen, oké, dan maar geloven zonder bewijs. In die tijd van pure overgave ben ik bij de jezuïeten ingetreden. Na vijf jaar ben ik uitgetreden en geëvolueerd naar een volkomen atheïsme. Opnieuw door verder na te denken.
In Spinoza's tijd was de christelijke God voor nagenoeg alle mensen in het Westen de grondslag van hun wereldbeeld en van de zingeving van hun bestaan. Spinoza weet dat, hij bestudeert de bijbel en vindt daar zaken in die niet stroken met de rede. De gangbare reactie toen was: er is niets mis met de bijbel, de fout zal wel liggen in onze wijze van lezen en denken. Alleen Spinoza durfde het aan zijn rede niet te plooien volgens het traditionele godsbeeld, maar dat godsbeeld te plooien naar zijn rede. In onze tijd kunnen we nog maar moeilijk inschatten welk een onvoorstelbare moed en consequentie in het denken nodig was om tot dit standpunt te komen en er levenslang trouw aan te blijven. Wat mij bij hem bovendien zo sterk aantrekt, is de radicale keuze om álle problemen met dezelfde ingesteldheid te benaderen.
Veel mensen, ook nu nog, zetten bij bepaalde vragen hun redelijk denken op een zijspoor. Zo zijn er die beweren dat je het bestaan van God niet kunt bewijzen en evenmin kunt weerleggen. Welnu, vraag aan die mensen of ze in Jupiter geloven, of in Apollo, of in Wodan - nee, natuurlijk niet, dan mag hun rede kennelijk wel helpen om ontkennend te antwoorden. Alleen over de christelijke God aarzelen ze. Is dat niet vreemd? Traditioneel worden aan die God een aantal eigenschappen toegeschreven. Daarover kan toch geredeneerd worden, of niet?
Bijvoorbeeld. Men zegt: God is volmaakt. Als hij beloont en straft, doet hij dat dus op een strikt rechtvaardige wijze. En toch kende de paus aflaten toe voor mensen die naar de Wereldjongerendagen gingen - kwijtschelding dus van tijdelijke straffen, op grond van daden die ethisch totaal irrelevant zijn. Wie die dag liever zijn zieke moeder bezocht, moest het zonder die aflaat doen. Een rechtvaardige God op zo'n manier belachelijk maken, zou Spinoza met de grootste klem hebben afgewezen.
Voor hem is God niet enkel volmaakt, maar ook de noodzakelijke oorzaak van alles wat er bestaat. Van liefde en haat, van wreedheid en dood. Dus ook van Auschwitz. Spinoza moffelt dat probleem niet weg, maar confronteert er zich mee. Aangezien God - of de Natuur' - de oorzaak is van alles, kan hij niet anders handelen dan de wijze waarop hij handelt. Zoals wij uit de axioma's van de meetkunde geen andere dan de huidige stellingen kunnen afleiden, tenzij we dom zijn, kon uit God geen andere wereld dan de huidige voortvloeien. Behalve een minder volmaakte wereld, wat absurd is. Ook ons bestaan en handelen vloeit dus met volstrekte noodzakelijkheid uit God voort.
Je kunt je nauwelijks inbeelden welke afschuw en vijandigheid Spinoza met dergelijke ideeën opriep, bij joden zowel als bij christenen. Maar hij dacht rustig verder, logisch voortbouwend in stellingen en gevolgen, in het besef dat we alleen op die redelijke wijze tot gemeenschappelijke inzichten konden komen. Had hij vandaag geleefd, dan zou hij zich ongetwijfeld fel hebben laten horen over de theorie van het zogenaamde intelligent design, de theorie die de schepping als een intelligent ontwerp wil verklaren - uiteraard met de bedoeling om de evolutietheorie verdacht te maken. Voor Spinoza bestaan er in de werkelijkheid geen doelstellingen, maar alleen oorzaken en gevolgen. Verwijzen naar een zekere planning' van God om een probleem op te lossen, zou hij de uitweg van de onwetendheid genoemd hebben.
Een van de meest geniale en ook blijvende inzichten van Spinoza is zijn visie op de vrijheid, en de ethiek die daaruit voortvloeit. De meeste mensen denken nog steeds dat vrijheid het tegendeel is van bepaaldheid of determinisme. Maar als mijn vrij handelen door niets bepaald was, dan zou het afhangen van het toeval en dus zeker niet van mij. Men is volgens Spinoza vrij wanneer men niet door factoren van buitenaf bepaald wordt, maar door zichzelf. En dan wel door het hoogste in zichzelf, het redelijk inzicht. Wie inziet dat roken gevaarlijk is en op grond daarvan van het roken afziet, is een vrij mens. Wie hetzelfde inziet maar het roken toch niet kan laten, is minder vrij, omdat hij niet door de rede bepaald is.
Volgens Spinoza nu is alleen God volledig vrij omdat alleen God volstrekt gedetermineerd is door zijn volmaakt wezen. De mens kan echter vormen van vrijheid bereiken door zijn leven niet door factoren van buitenaf te laten bepalen, maar steeds meer door de eigen rede. Door kennis en inzicht te verwerven en ernaar te leven, ga je op God gelijken en dus vrijer worden. Als een leraar je de stelling van Pythagoras voorhoudt en zegt dat je dat moet geloven omdat hij het beter weet, dan ben je onvrij. Maar als je zelf het bewijs gevolgd hebt en ingezien hebt dat het niet anders kan, ben je volkomen door jezelf bepaald, door je eigen denken, en dus ben je vrij.
Bovendien deel je die vrijheid tegelijk met de miljoenen mensen die dat al op dezelfde wijze hebben ingezien. Ik vind dat een prachtige en ontroerende gedachte: door de rede kunnen we het zonder enige dwang eens worden met alle redelijke mensen, van welke cultuur of nationaliteit ook. En precies die vreugdevolle eenheid met andere mensen via de rede, is wat Spinoza de liefde noemt. Vergelijk dat maar eens met de breuken en de oorlogen die door de godsdiensten veroorzaakt werden, en worden.
Rond zijn basisdefinitie van de liefde tot God door de rede, en de liefde tot de medemens die daarmee gepaard gaat, ontwikkelt Spinoza dan zijn theorie van de menselijke emoties. Dat vormt echt een schitterend geheel. Met zijn ijzeren logica vertrekt hij van het inzicht dat de centrale drijfveer van de mens volstrekt egocentrisch is, want bedoeld om zichzelf in stand te houden. "We noemen datgene goed of kwaad", zegt hij, "wat ons bij het handhaven van ons bestaan van nut is of in de weg staat." Maar paradoxaal genoeg is het welbegrepen egocentrisme juist de bron van de liefde tot God en de medemens. Wie naar de rede leeft, verhoogt zowel de eigen zelfrealisatie als die van de medemens, en samen realiseren we zo de liefde tot God.
In dat spoor van de rede en de liefde stimuleert Spinoza het nastreven van positieve actieve' emoties. Negatieve emoties, zoals bijvoorbeeld angst, moeten we door de rede zien te overwinnen. Ook op dat punt kan ik Spinoza gelukkig volgen: evenals hij ken ik geen angst voor de dood. Als ik ervoor zou staan, zou ik dat niet prettig vinden. Ik leef nog altijd graag. Maar angst komt er niet bij te pas. Die angst is immers onredelijk. Zolang ik er ben, is de dood er niet, zei Epicouros, en als de dood er is, ben ik er niet meer. En aangezien er geen voortbestaan is na de dood, is er dus ook geen plaats voor angst.
De vraag naar de zin van het leven, zoals mensen die vandaag stellen, kan je bij Spinoza niet op die manier formuleren. Voor hem zijn er geen zingevingen of doelstellingen in God. Alles vloeit volgens het schema van oorzaak en gevolg uit hem voort. Het menselijk leven heeft waarde omdat het een onderdeel is van een totale natuur die waarde heeft. Je kunt wel als persoonlijke zingeving je rede en vrijheid proberen te ontwikkelen, maar ook dat vloeit noodzakelijk voort uit God, uit de natuur. Zegt Spinoza.
Vanuit de moderne wetenschap kunnen we iets vergelijkbaars zeggen. We zijn door processen van oorzaak en gevolg over miljarden jaren voortgekomen uit stof van sterren en via een lange evolutie is ons huidige organisme ontstaan. Dat zal een tijd leven en dan weer vergaan tot dat sterrenstof. Zo'n causaal gebeuren geeft geen aanleiding tot een hogere zin, maar dat is niet nodig: planten en dieren ondergaan dezelfde processen, zonder behoefte aan een zin.
Ik stel het zo: ons leven bevat momenten die we als positief ervaren, andere als negatief. Als de balans uiteindelijk naar het positieve overhelt, kunnen we dat leven goed noemen. Anders heb je pech. Binnen dat leven kun je de rede gebruiken om de zaken zo goed mogelijk te laten verlopen. Je stelt daarvoor bepaalde doelstellingen, bijvoorbeeld kinderen krijgen en opvoeden, en zo geven we zelf zin aan het leven. Dat kan ook bestaan in het scheppen van kunstwerken, het zich inzetten voor de medemens, het beleven van schoonheid, enzovoort - maar de zingeving komt altijd uit onszelf.
Het wezenlijke verschil tussen mijn wereldvisie en die van Spinoza bestaat erin dat hij de wereld uiteindelijk positief, volmaakt vindt. Daarom kan hij die ook God noemen en het inzicht in God en de liefde tot God als het grootste geluk beschouwen. Ook de negatieve dingen in de wereld zijn vanuit het eeuwige oogpunt van God toch positief.
Voor mij is de wereld neutraal, niet goed en niet slecht. Wat wij goed of kwaad noemen, hangt volledig van onze eigen appreciatie af. Een leven dat voor het individu gelukkig verloopt en beëindigd wordt, is het beste wat we kunnen hopen. Een leven dat niets dan ellende kent, is een definitieve totale mislukking. Het gebruik van de rede kan helpen om de positieve aspecten zo goed mogelijk te realiseren, maar soms is dat niet mogelijk.
Voor Spinoza, die evenmin in een positief voortleven na de dood geloofde, volstond de overtuiging dat hij deel uitmaakte van een hoger geheel dat in wezen volmaakt was. Dat is een zeer sterke gedachte, vind ik, maar slechts weinigen kunnen dat aan. Mijn benadering staat zelfs die troost niet toe, en ik kan goed begrijpen dat veel mensen het moeilijk hebben om met deze beperking te leven. Niettemin, de rede laat geen andere uitweg zien.
Met Spinoza's maatschappijvisie kan ik het dan weer eens zijn. Aangezien de redelijkheid, en de vrijheid die daarmee samenhangt, het hoogste goed is, moet de maatschappij die redelijkheid bij de individuen stimuleren. Daarom moet er vrijheid van denken zijn en vrijheid van meningsuiting, om zoveel mogelijk kansen te bieden om de juiste inzichten naar boven te laten komen. Volgens Spinoza biedt een vorm van democratie hiervoor de beste garantie, al beschrijft hij die niet echt nauwkeurig.
Als je al die inzichten samen overschouwt en tegen de achtergrond van zijn tijd bekijkt, durf ik te zeggen dat Spinoza de eerste waarlijk verlichte mens was.
Maar hoe mooi dat ideaal van denken en leven ook is, en hoe waardevol ook het streven om het te benaderen, weinigen zijn geroepen om tot een vergelijkbaar inzicht te komen en vooral tot een zo consequente toepassing in het leven van alledag.
Spinoza was zich daar overigens heel goed van bewust. Want hoewel hij zegt dat de weg naar het ware inzicht wel degelijk kan worden gevonden, voegt hij daar in de slotzinnen van zijn Ethica aan toe dat die weg blijkbaar toch moeilijk is: Want indien de redding voor het grijpen lag en zonder grote inspanning te bereiken, hoe was het dan wel mogelijk dat zij door bijkans iedereen wordt voorbij gezien?'
En dan die formidabele slotzin: Maar al het voortreffelijke is even moeilijk als zeldzaam.'
Dit is de tekst van een interview dat werd afgenomen en geredigeerd door Laurens De Keyzer.