Rik Torfs heeft het niet zo op zekerheid begrepen en dat is zijn volste recht, oordeelt Etienne Vermeersch. Maar wie kiest voor een leven in het ijle, die gelooft nog in sprookjes. Een minimum aan zekerheden is een must voor wie vooruit wil denken.
Etienne Vermeersch - De Standaard, 18 november 2014
Rik Torfs pleit tegen zekerheid (DS 15 november) . Gelijk heeft hij; althans wat zijn eigen geschriften betreft. Wat hij over mijn zoektocht inzake godsdienst schrijft, is immers niet alleen onzeker, het is grotendeels onjuist. God was in mijn jeugd niet iemand 'die ik vreesde'. Jongeren van mijn generatie werden inderdaad soms bang gemaakt door donderpreken inzake 'zelfbevlekking'. Zelf voelde ik mij niet aangesproken: ik masturbeerde niet.
Ook over mijn keuze voor de jezuïeten zit hij er naast. Vanuit een vernieuwd geloof, na een zware crisis, wou ik trappist worden, maar dat werd me afgeraden. Daarop koos ik voor de Sociëteit van Jezus. Dat had niets met intelligentie, maar alles met totale inzet te maken. De 'wrede rechtlijnigheid' van de jezuïeten heeft mij nooit gestoord, wel de kromme toepassing ervan.
Toen ik de orde verliet, geloofde ik nog in God. Ik werd ongelovig door een langzaam proces van bewustwording tijdens discussies in de 'Oefeningen' bij Apostel en Kruithof. Ik stelde vast dat ik uit eigen beweging nooit godsdienstige, maar steeds alleen naturalistische argumenten gebruikte. Na een goed jaar moest ik besluiten dat 'God' in mijn denken en leven geen rol meer speelde.
Volgens Rik Torfs was dat een vreselijke periode. Het was de mooiste van mijn leven. Je moet nogal lef hebben om te menen dat je met eigen categorieën kunt achterhalen hoe het wereldbeeld en het gevoelsleven van een medemens zich ontplooit. Torfs suggereert dat ik daarna niet meer authentiek over het religieuze heb nagedacht. Wel, hij mag zijn bibliotheek met de mijne vergelijken.
Ik zal op mijn beurt de zielenroerselen van Torfs niet ontleden. Wel wil ik pogen, op basis van zijn uitingen, te weten te komen waar zijn probleem ligt.
Laat me vooraf zeggen dat ik al in 1965 heb uiteengezet dat 'absolute zekerheid' voor een individu niet te bereiken is. We kunnen immers, geleidelijk of plots, een hersenaandoening krijgen, waardoor ons logisch denken in het gedrang komt.
Schouders van reuzen
Rik Torfs is niet dom. Wanneer hij schrijft: 'Zekerheid past niet bij de menselijke natuur', dan kan hij dat niet in de algemene zin bedoelen. Een eenvoudig voorbeeld. Op 12 november 2014 is Philae geland op de komeet 67P. Dat is een wetenschappelijk- technologische prestatie die je kunt vergelijken met het afschieten van een naald die door het oog van een andere naald moet vliegen die zich op meerdere kilometers afstand bevindt. Degenen die het project ontworpen hebben, maakten daarbij gebruik van gegevens en wetten uit de astronomie, dynamica, elektrodynamica, kwantummechanica, scheikunde, enzovoort, die ze als 'zeker' beschouwden.
Daarnaast waren er ook onzekerheden, over de juiste vorm van de komeet en de toestand van het oppervlak, bijvoorbeeld. Alleen door hele reeksen wetten en gegevens niet aan verder onderzoek te onderwerpen, kon men zich binnen een redelijke tijd op de detailproblemen richten. Dit 'steunen op de schouders van reuzen', dit voortbouwen op wat aan 'zekerheden' reeds is verzameld, ligt aan de grondslag van de hele wetenschapsgeschiedenis. Als alle wiskundigen, natuurkundigen of scheikundigen telkens opnieuw de stellingen en wetten van hun voorgangers aan onderzoek moeten onderwerpen, zullen zij nooit een stap vooruit zetten.
Vermoedelijk is Rik Torfs ook 'zeker' dat kabouters en elfjes niet bestaan, of dat Klein Duimpje of Roodkapje er nooit is geweest. Wetenschappelijke theorieën zijn scheppingen van de menselijke geest, maar ze zijn wel in eeuwenlang onderzoek aan scherp waarneembare gegevens getoetst; bij sprookjes is dat niet het geval.
Toch denk ik dat Torfs het vooral moeilijk heeft met 'uitvindsels' van de menselijke geest die evenmin voor empirische controle vatbaar zijn, maar die voor bepaalde mensen een existentiële relevantie hebben: men noemt ze meestal 'mythen'. Ze hebben het onder meer over de ultieme oorzaak van de mens en over zijn ultieme bestemming. In de loop der tijden zijn daarover mythen ontstaan: verhalen over goden hierboven en over doden in een onderwereld.
Hemel, hel en andere mythes
In het eerste millennium voor onze tijdrekening hadden zich al een hele tijd culturen ontwikkeld met ethische codes en rechtssystemen. Die leidden tot het besef dat men binnen een maatschappij rechtvaardigheid kon nastreven. Maar stilaan stelde men vast dat sommige slechte handelingen niet werden bestraft en sommige goede niet beloond. Zo ontstond een dwingende nood aan een uiteindelijke, definitieve rechtvaardigheid.
In Indië werd aan die behoefte voldaan door de mythe van de reïncarnatie: beloning en straf volgen via een wedergeboorte, wat de mogelijkheid biedt om het nu beter te doen. Rond Zarathoestra (Iran) ontstond de opvatting dat na de dood een definitieve beloning of straf volgt (soms voor een ziel, soms na opstanding van het lichaam). Voor geen enkele van die mythen is ooit enig spoor van argument gevonden. In dat opzicht scoren ze niet beter dan sprookjes. Ze bieden wel een antwoord op die dringende vraag naar rechtvaardigheid: wishful thinking dus. Dat verklaart mede hun eeuwenlange succes.
Sinds de ontwikkeling van de wetenschappen zijn er heel wat bedenkingen te maken bij de formuleringen van die mythen. Tegen de idee van reïncarnatie van dezelfde persoon (of van zijn schuldenlast) kunnen we inbrengen dat een persoon het resultaat is van de interactie tussen een genoom en omgevingsfactoren. Bij een nieuwe geboorte ontstaat echter nooit hetzelfde genoom en de omgeving kan nooit dezelfde zijn. Er is dus geen voortbestaan van een persoon. Tegen onsterfelijkheid in een hemel of hel pleit de onmogelijkheid om een persoonlijkheid vast te pinnen op één moment in zijn levensloop. Wordt een foetus van 35 weken in die vorm onsterfelijk, of wordt die in de hemel een volwassen persoon (met ervaringen en relaties) die nooit bestaan heeft?
Volgens de huidige evolutietheorie zijn er nergens in de evolutie plotse sprongen - er is dus nooit een beslissende wijziging geweest vóór dewelke men niet en na dewelke men wel onsterfelijk zou worden. Een vergelijkbaar probleem stelt zich betreffende de diverse stadia in de ontwikkeling van het embryo en de foetus. Een hemel vol embryo's? Rik Torfs vindt dat ik niet mag redeneren 'in ruimte en tijd'. Waarom niet?
Recht op hoop
Mag ik in verband met denkbeelden waarvan het ontstaan rationeel verklaarbaar is, niet even rationeel denken over hun haalbaarheid? Of is nadenken wel toegelaten in verband met reïncarnatie, maar niet als het over hel en hemel gaat? Welke visie heeft het hoogste sprookjesgehalte? We hebben het niet over ruimte en tijd, maar over de vraag of de termen 'persoon' en 'onsterfelijkheid' hier een zinnige betekenis hebben. Een echt levende persoon verandert en kan dus na honderden jaren niet meer dezelfde zijn.
Rik Torfs redeneert graag met kwinkslagen, maar vanaf een bepaald niveau van argumentatie dienen ze alleen om de zinledigheid te verdoezelen. Of hij in de hemel rijstpap zal eten of met kaboutertjes zal spelen, zal me een zorg zijn. Bij holle frasen stelt de vraag naar zekerheid of onzekerheid zich niet eens: wat geen betekenis heeft, is zeker noch onzeker. Zowel de reïncarnatie als het hemel- helverhaal is bij concretisering totaal ongeloofwaardig gebleken. Men kan hier dus rustig Wittgenstein parafraseren: waarover men niet spreken kan, daarover zou men beter zwijgen.
Voor alle duidelijkheid: ik ontzeg niemand het recht te hopen, maar aan die hoop een aureool van hogere rationaliteit ontlenen, lijkt me lichtjes overtrokken.
Etienne Vermeersch