Reactie van Etienne Vermeersch op een lezersbrief van Patrick Loobuyck mbt de hoofddoek in de islam

Etienne Vermeersch - Patrick Loobuyck

Reactie van Etienne Vermeersch op een lezersbrief van Patrick Loobuyck mbt de hoofddoek in de islam

4 december 2007 - De Standaard — Etienne Vermeersch reageert op een lezersbrief met als onderwerp de hoofddoek in de islam. Daarin poogt Patrick Loobuyck te brengen dat religie geen anachronisme is. Daarmee doelt hij dat Etienne Vermeersch vindt dat sommige religies achterhaald zijn. De heer Vermeersch reageert in dit stuk op de lezersbrief van Patrick.

 

 

Reactie van Etienne Vermeersch op Patrick Loobuyck 

Patrick Loobuyck (DS 29 november) poogt mij bij te brengen dat religie geen anachronisme is. Als hij bedoelt dat ik sommige religies achterhaald vind, is dat ten dele juist. Die aspecten van religies die strijdig zijn met de wetenschappelijke inzichten of met de rechten van de mens zouden inderdaad beter niet bestaan. Is Loobuyck het daarmee oneens? Of bedoelt hij dat ik het bestaansrecht van een verlichte versie van het christendom of de islam zou betwisten? Dat heb ik nergens gesuggereerd. Ik pleit altijd voor een moderne islam. Het is dus te gek voor woorden mij een 'essentialistische' visie op religie toe te schrijven. Ik zou ook religie naar het private domein verbannen. Maar ik zeg uitdrukkelijk: 'allen hebben het recht zich in hun persoonlijk en sociaal leven buiten het ambt volgens hun eigenheid en diversiteit te gedragen.' Dat ik gelovigen zou stigmatiseren of achterlijk noemen is een lasterlijke bewering, maar ik kan hier niet alle onzin weerleggen. Alleen nog twee voorbeelden van verkeerd lezen. De agressieve verspreiding van de hijab is een recent fenomeen (late jaren zeventig), beïnvloed door het succes van de Moslimbroeders in Egypte en daarna van de Iraanse revolutie. Deze bewegingen prediken een terugkeer naar de oorspronkelijke islam en voor de hijab verwijzen zij, en ook onze moslima's, naar een paar verzen uit de Koran. Wie voor kledijvoorschriften een beroep doet op teksten uit de zevende eeuw, suggereert dat ook de andere discriminerende passussen van de Koran erbij horen. Zo'n fundamentalisme is anachronistisch, niet degenen die op de impasses daarvan wijzen. Ten slotte meen ik dat ambtenaren met een hoofddoek, die hun werk heel goed doen, een bijzonder probleem stellen. Ik ontken niemand het recht anderen door hun woorden of daden te bekeren, maar als mensen via hun publieke functie een levensbeschouwelijke impact verkrijgen door het feit dat hun hoofddoek een associatie tussen hun handelen en de islam tot stand brengt, is dat onaanvaardbaar, ongeacht of de persoon zich daarvan bewust is of niet.  

Etienne Vermeersch (Wetteren) 
4 december 2007


De brief is een reactie op onderstaande:

 

Religie is geen anachronisme

De scheiding van kerk en staat is er net gekomen om de gewetensvrijheid en de diversiteit aan levensbeschouwingen in de samenleving te beschermen

Patrick Loobuyck

Het hoofddoekendebat toont aan dat ondanks jaren van 'verlichting' en 'secularisering' onze samenleving nog niet klaar is met het thema religie. Onze democratische rechtstaat heeft zich inderdaad pas kunnen ontwikkelen nadat God als transcendente legitimering voor het staatsgezag aan de kant was gezet. Maar de vraag blijft hoe zo'n moderne samenleving plaats kan maken voor mensen die wel nog belang hechten aan hun religieuze opvattingen - ook in de publieke ruimte. Sommige atheïsten en vrijzinnigen lijken nog niet goed door te hebben dat een neutrale democratische rechtstaat niet hetzelfde is als een 'secularistische' staat, een staat die een seculiere levenshouding promoot en godsdiensten wil uitbannen. De uitspraak van Etienne Vermeersch - 'Hoe beter de moslima's met hoofddoek hun werk doen, hoe gevaarlijker' (DS 28 november) - lijkt me hiervan een prangend en in de huidige gepolariseerde context ook een spijtig voorbeeld. Vermeersch veronderstelt dat de verspreiding van religie sowieso een slechte zaak is en dat de verspreiding van de islam dat nog meer is. Hij vertrekt bovendien van een essentialistische opvatting over religie en negeert elke mogelijkheid dat de betekenis van oude religieuze opvattingen en symbolen doorheen de tijd en onder druk van de context kunnen wijzigen. Maar zo'n essentialistisch beeld over godsdienst is in tegenspraak met de sociologie en de geschiedenis van religies en met heel wat kritische theologie. De hoofddoek reduceren tot een zaak van de zevende eeuw lijkt me dan ook niet de juiste invalshoek om hierover te debatteren, gelet op de evoluties die de betekenis van de hoofddoek tot op vandaag doormaakt. Zolang atheïsten ervan blijven uitgaan dat religieuze tradities anachronistische overblijfselen zijn uit een pre-modern tijdperk, kunnen we niet veel vooruitgang in de discussie verwachten. Godsdienstvrijheid en tolerantie verdedigen lijkt dan een beetje op het werk van een archeoloog. De overblijfselen uit het verleden moeten bewaard worden zonder dat die resten op vandaag enige andere betekenis hebben dan de herinnering aan een verleden levendig te houden. Het hoeft weinig betoog dat gelovigen zich op die manier niet erkend voelen. Er dringt zich dus een nieuwe benaderingswijze op die we in de woorden van de filosoof Jürgen Habermas als een postseculiere instelling zouden kunnen typeren. Die benaderingswijze vereist, met name van heel wat traditionele vrijzinnigen, een moeilijke mentale omslag. In het hoofddoekendebat, maar eigenlijk telkens wanneer gelovigen als gelovigen de publieke ruimte betreden, wordt heel dikwijls het grote principe van de scheiding tussen kerk en staat uit de kast gehaald. Maar het kan niet genoeg benadrukt worden dat zowel filosofisch als historisch gezien de neutraliteit van de staat en de scheiding tussen kerk en staat principes zijn die juist recht willen doen aan pluralisme en godsdienstvrijheid, en religieuze (minderheids)groepen precies een plaats in de samenleving willen geven. Ze hebben als doel de gewetensvrijheid en een diversiteit aan levensbeschouwingen in de samenleving te beschermen. Vanuit deze achtergrond kan evengoed gestreefd worden naar een samenleving die zich organiseert onder het motto: pluralisme waar het kan, neutraliteit waar het moet. Zolang het uiten van de religieuze of culturele identiteit niet negatief interfereert met de werking en het doel van een sociale praktijk, moet die sociale praktijk die identiteiten toelaten in plaats van ze te weren. Het is vanuit die gedachte niet eenvoudig om een zinvol argument te vinden dat het Antwerpse en Gentse verbod op het dragen van religieuze, filosofische en politieke kentekenen zou ondersteunen. Bovendien worden de scheiding tussen kerk en staat en de neutraliteit van de overheid te pas en te onpas in verband gebracht met de zogenaamde privatisering van het geloof: geloof moet een private aangelegenheid zijn. Maar dat wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd. De 'keuze' die mensen voor of tegen een bepaalde levensbeschouwing maken, is inderdaad een kwestie van persoonlijke gewetensvrijheid. Maar dat betekent niet dat de levensbeschouwing zelf een privézaak moet zijn. De levensbeschouwelijke overtuiging kan wel degelijk sociale, politieke en maatschappelijke consequenties hebben. Het is eigen aan heel wat levensbeschouwingen dat ze zich niet beperken tot de persoonlijke levenssfeer. De 'aanwezigheid' van de islam in de westerse samenleving is daar een duidelijk voorbeeld van, maar lang niet het enige. Levensbeschouwingen kunnen het hele denken en handelen van mensen doordringen en zijn vaak bepalend voor hun (morele) identiteit. De huidige discussie toont aan dat er eigenlijk een filosofische en sociaal-politieke urgentie bestaat om het thema van de religie opnieuw, maar graag met de nodige nuance, ter sprake te brengen. Het lijkt er sterk op dat het steeds problematischer is voor een geseculariseerde samenleving om te begrijpen wat het betekent om gelovig te zijn. Religie wordt op basis van een eenzijdige interpretatie van verlichting naar het private (keuze)domein verbannen, elke publieke manifestatie van religie wordt geproblematiseerd, en dat terwijl voor veel gelovigen het beleven van religie helemaal geen private aangelegenheid is. In het licht van de realiteit van onze multiculturele samenleving is dit alles van bijzonder belang. In een wijdverspreid discours dat zowel door extreemrechts als door humanistische verlichtingsadepten (sommigen spreken zelfs van verlichtingsfundamentalisten) gebruikt wordt, is religie (lees de islam) de kop van Jut. Gelovigen worden gestigmatiseerd, worden 'achterlijk' genoemd en zouden zich schuldig maken aan irrationeel gedrag. Religie zou verdeeldheid creëren, de integratie van minderheden in de weg staan, de democratische beginselen onder druk zetten en indruisen tegen de mensenrechten. En hiermee lijkt alles gezegd. Maar niets is minder waar. Er zal ongetwijfeld een spanningsrelatie blijven bestaan tussen religie en de liberale democratie. Alleen worden nu, in het heetst van de strijd, heel wat nuances niet gethematiseerd, en het is belangrijk om die nuances terug te vinden. Volgend inzicht en engagement is hierbij belangrijk: we moeten niet zozeer ten strijde trekken tegen geloof en religie - een polariserende gedachte die in diverse kringen bon ton is - maar in de eerste plaats op zoek gaan naar een manier om het geloof opnieuw te begrijpen om van daaruit met gelovigen te kunnen omgaan, binnen de context van de (post)seculiere, democratische, multiculturele samenleving waarin we leven.

Patrick Loobuyck is moraalfilosoof verbonden aan de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent.

 

© 2007 Corelio

Publicatie: De Standaard, 29 november 2007.