Men kan ‘rootisme’ definiëren tegen de achtergrond van de (correcte) definitie van ‘racisme’. Racisme is de overtuiging (en de hiermee samenhangende houdingen) dat mensen bepaald zijn, veelal in negatieve zin, door een reeks echte of denkbeeldige eigenschappen die ze, op grond van biologische afstamming met een groep gemeen zouden hebben. Een racist definieert andere mensen op grond van hun genetische oorsprong. Hij overlaadt hen met stigmata, niet op grond van wat ze als persoon zijn, maar als leden van een groep waartoe zij door hun afstamming zouden behoren.
Racisme is mateloos dom omdat de maatschappelijk relevante menselijke kenmerken niets te maken hebben met biologische groepseigenschappen. Het is ook afschuwelijk onrechtvaardig en dus immoreel, omdat niemand verantwoordelijk is voor zijn biologische afstamming.
Wat ik rootisme noem, is niet zo verderfelijk als racisme, maar het heeft er een heel verdacht aspect mee gemeen. De term verwijst naar het woord ‘roots’, wortels. Rootisme bestaat er in dat mensen zichzelf op biologische gronden definiëren: de rootist is overtuigd dat de eigen identiteit bepaald wordt door biologische afstamming. Als jongeren in Vlaanderen of Nederland, die hier geboren en getogen zijn, zich toch als Marokkaan of Turk, binnenkort als Afghaan, beschouwen, dan baseren ze zich op het feit dat ze biologisch van Marokkanen, Turken, enz. afstammen. Daar waar de racist anderen wegens hun afstamming in een vakje duwt, plaatst de rootist zichzelf om dezelfde reden in een vakje. Veelal gaat hierbij de overtuiging gepaard dat men aan de eigen roots trouw moet blijven: bv. de Marokkaanse, Turkse, enz. nationaliteit, cultuur, godsdienst.
In feite is dat een tegennatuurlijke houding. Normale mensen identificeren zich, en voelen zich solidair met andere mensen, op grond van nabijheid en gemeenschappelijke belangen en risico’s. De ‘naaste’ is die met wie men het meest nabij is: familie, buurt, werkkring, gemeente… en die mensen waarmee men via belangrijke netwerken verbonden is: dezelfde scholen, gezondheidszorg, sociale zekerheid, nutsinstellingen, rechtssysteem, enzovoort. Kortom, de eigen gemeenschap en het eigen land.
Men kan zich wel wereldwijd verbonden voelen met anderen op grond van aanleg (bijvoorbeeld voor wiskunde), of belangstelling (bijvoorbeeld voor muziek), of wereldbeschouwing (bijvoorbeeld als atheïst), of eventueel wegens het aanhangen van dezelfde godsdienst; maar dit alles heeft niets te maken met biologische groepseigenschappen.