De "denktank" Lannoo, Beke, Van Parys heeft diep nagedacht over de Mohammedcartoons en over "het heilige". Het resultaat laat vermoeden dat ze dringend moeten "bijtanken". Drie vierde van de tekst bestaat uit laatdunkende en zelfs beledigende opmerkingen over Ayaan Hirsi Ali, Bart Somers en ondergetekende. Ik zal de "tankers" op dat terrein niet volgen, maar ik heb wel enige commentaar op hun voornaamste thema's.
Vooreerst de verwijzing naar mezelf. Naar aanleiding van de cartoons werd ik door een journalist van Het Nieuwsblad opgebeld voor een reactie. Ik heb toen gezegd dat binnen het christelijke milieu stilaan een zekere gewenning ontstaan is in verband met kritiek op de godsdienst en zelfs met karikatuur en spot. Ik suggereerde dat zich bij de moslims, bij geregelde confrontatie ermee, een vergelijkbaar proces kon voordoen. Als boutade voegde ik eraan toe: "Bijvoorbeeld één cartoon per week." In de krant werd dat uit zijn verband gerukt en in een apart kadertje geplaatst, waardoor men de indruk wekte dat het een echt voorstel van mij betreft. De denktank noemt dat "gebrul". Ze vinden ook dat ik "alle continentie verlies" zodra het woord "religie" valt. Vorig jaar werd ik door de groep omtrent Tertio gevraagd om een bijdrage te leveren tot een colloquium over de Mattheuspassie. Het stuk werd achteraf gepubliceerd en geen enkele gelovige heeft gezegd dat daarin een gebrek aan respect te vinden was, wel integendeel.
Maar nu de grond van de zaak. Bart Somers had gewezen op het zelfbeschikkingsrecht van de mens. De denktank vindt daar een hele reeks "denkfouten", maar zelf maken ze van het vertoog over autonomie een karikatuur in de hoop het zo beter te ontkrachten. Niemand heeft ooit beweerd dat de autonomie een alleenstaande waarde is die alle andere uitschakelt. Wij beklemtonen wel, in verband met patiëntenrechten, abortus, euthanasie, enz., dat het zelfbeschikkingsrecht van het individu door de belangen van de medemens of van de maatschappij kan worden ingeperkt, maar dan moet geval per geval worden aangetoond dat die belangen er inderdaad zijn. Het denken over autonomie als wezenskenmerk van de mens vindt zijn oorsprong bij Kant, en de concrete toepassing ervan in het maatschappelijke leven is begonnen bij de verklaringen over de mensenrechten, zowel de Amerikaanse als de Franse. In de tweede helft van de twintigste eeuw is het besef gegroeid dat de uiteenlopende "vrijheden" en privacyrechten die de ene na de andere werden erkend, een synthese konden vinden in een autonomiebegrip dat opnieuw aan dat van Kant herinnert. Als de denktank tegen die evolutie bezwaren heeft, moeten ze argumenten aanbrengen in plaats van schimpscheuten. Overigens leert een mens altijd bij: hoewel we sinds de oorlog dachten dat "ras" een voorbijgestreefde categorie was, vinden deze heren dat de "vrije burger, zonder externe banden van ras (...) een pure abstractie is". Zelfs Dewinter durft dat nu niet meer te zeggen!
Ook in verband met de cartoons over Mohammed is de helderheid zoek: we moeten respect hebben voor "het heilige". Maar "het kan niet de bedoeling zijn (...) een blote Mariaborst te verbieden". De voorstelling van de Madonna met kind is, naast die van de kruisiging, de meest vereerde uit de christelijke kunst, toch valt die blijkbaar niet onder "het heilige". Je mag "anderen niet in hun diepste overtuiging kwetsen", maar wat is daar het criterium? Wat als die blote Mariaborst wel gelovigen kwetst? Voor het gebrek aan eigen denkkracht van het drietal is er een uitweg: "Een overheid moet de leiders van de verschillende religies bijeenbrengen." Een diepzinnige oplossing inderdaad. Mensen die geen religie aanhangen of er slechts losse bindingen mee hebben, krijgen geen stem in het kapittel. Bovendien verraadt de verwijzing naar de rol van de "leiders" opnieuw een mentaliteit van voor de oorlog. Denkt men nu werkelijk dat de standpunten van de leiders van de christelijke kerken representatief zijn voor die van de gelovigen? En zelfs als dat het geval was in verband met het christendom, in de islam is dat zeker niet zo. Wie een minimale kennis van die godsdienst heeft, weet dat er in de soennitische islam geen hiërarchie bestaat: als sommige imams of zelfs ulema het ene beweren, kunnen anderen het tegendeel zeggen.
Uit het falen van die denktank volgt niet dat men over de cartoonproblematiek geen ernstige discussie kan voeren. Vooreerst moeten we daarbij de historische dimensie betrekken. Kritiek en spot op de godsdienst is in het Westen geëvolueerd in een context van verzet tegen machthebbers. De middeleeuwse ketterijen hadden reeds een revoltekarakter en in die context is sarcasme en spot een wapen van de zwaksten. Tijdens de Hervorming, toen zekere evenwichten ontstonden, werd dat wapen aan beide kanten gebruikt en van de zeventiende eeuw af gebruikte bijvoorbeeld Adriaan Koerbagh het tegen het godsgeloof in het algemeen. Ondanks veel vervolging werd die traditie voortgezet en sedert een paar decennia worden nog weinig mensen erdoor beroerd. De moslims ervaren de godsdienst veel minder als machtsmiddel. Het gaat om een persoonlijke belevenis van iedere gelovige. Ze hebben het daarom moeilijker om het aspect "vrijheidsuiting" in een cartoon te herkennen: de link met "belediging" is bij hen veel directer. Bovendien is, afgezien van spot, ook scherpe kritiek op de godsdienst als zodanig bij hen moeilijk te aanvaarden. In tegenstelling tot het (Europese) christendom is het geloof voor hen nog een monolithisch geheel: de Koran is werkelijk het woord van God, letterlijk: Mohammed is geen coauteur zoals de auteurs van de Bijbel. Iedere aanval op passussen van de Koran wordt dan ook als een totale aanval op de islam beschouwd.
Die beide factoren, uiteenlopende geschiedenis en verschillende visie op de teksten, vormen wezenlijke knelpunten in de discussie met moslims. In mijn optiek moeten we toch die discussie voeren; met begrip voor de uitgangspunten van de andere, maar tevens met de overtuiging dat de vrijheid van meningsuiting heel belangrijk is. In een normale menselijke interactie is beledigen ongepast (je spreekt niet over het "gebrul" van een ander), maar we moeten ook het inzicht kunnen overdragen dat kritiek ten gronde en zelfs karikatuur niet noodzakelijk als belediging moeten overkomen.