"De opvatting dat armoede of westerse kolonisatie een belangrijke rol hebben gespeeld in de concrete situatie van de vrouw, is onhoudbaar"
Het was zeker een goede gedachte van de redactie van De Morgen een bijlage te verzorgen waarin men een aantal "prangende vragen" over de islam poogt te beantwoorden. Blijft natuurlijk het probleem van de juiste methode. Het ondervragen van een aantal "specialisten", die er soms gelijkaardige, soms uiteenlopende opvattingen op na houden, leidt tot een compilatie van meningen waarbij de niet-deskundige lezer misschien het spoor bijster raakt.
De nadelen van die benadering komen onder meer scherp tot uiting bij de bespreking van de situatie van de vrouw in de islam. Terloops moet mij van het hart dat ik het moeilijk had om dat stuk uit te lezen door baarlijke nonsens zoals de bewering dat in het christendom een strijd gewoed zou hebben omtrent de vraag of de vrouw een ziel had. (Voor degenen die het echt willen weten, in verband met de ziel is er in de hele christelijke traditie maar één verschil tussen man en vrouw vermeld: het mannelijke embryo zou na 40 dagen bezield worden, het vrouwelijke pas na 80 dagen.)
Het onderwerp ligt delicaat, daarom enkele voorafgaande opmerkingen. Ik ben ervan overtuigd dat mensen die een monotheïstische openbaringsgodsdienst aanhangen, zoals het christendom of de islam, dwalen. Er is immers geen God die zich geopenbaard heeft. Dat neemt niet weg dat ik voor die gelovigen respect heb omdat, zoals Pierre Bayle het lang geleden al stelde, er op dat gebied blijkbaar geen waarheden zijn die zich aan iedereen met heldere evidentie opdringen. Dat respect voor individuen, en ook voor de cultuur en de maatschappijen die zich onder invloed van die godsdiensten hebben ontwikkeld, mag ons niet beletten kritiek te uiten op sommige geloofspunten en op de maatschappijvormen die er mede door zijn bepaald.
Vergelijkingen op ethisch vlak tussen christendom en islam zijn meestal nogal naïef omdat over allebei heel wat negatiefs te zeggen valt - uiteraard meer over het christendom, maar het bestaat ook al bijna 600 jaar langer. Daarmee sluit ik niet uit dat ook andere ideologieën tot vreselijke uitspattingen hebben geleid. Om het enigszins moraliserend uit te drukken: laten we ons niet blindstaren op het verleden, maar pogen het beste uit de verschillende tradities te zoeken om een betere samenleving op te bouwen.
We kunnen die samenwerking echter niet baseren op het verdoezelen van de waarheid. En de waarheid in verband met de positie van de vrouw is dat zowel het christendom als de islam - maar ook bijvoorbeeld de Franse Revolutie - de waardigheid en de rechten van de vrouw diep hebben gekrenkt. Dat geldt zelfs voor de meeste democratieën tot ver in de vorige eeuw. (Ik was al volwassen toen een socialistische voorman nog zonder veel ophef te veroorzaken, in het parlement kon zeggen: "Wijven moeten hun mond houden.") Over het christendom kan ik kort zijn: men hoeft maar de werken van Karlheinz Deschner te lezen (bijvoorbeeld De kerk en haar kruis) of van Uta Ranke-Heinemann (Eunuchen für das Himmelreich) om daarover uitsluitsel te hebben. Dat dergelijke werken konden verschijnen is te danken aan een traditie van kritiek en zelfs spot op het christendom en de kerk die vermoedelijk begint met Adriaan Koerbagh (zeventiende eeuw) en die al bij Voltaire en Diderot (achttiende eeuw) een hoog niveau bereikte.
Bij mijn weten heeft de islam nooit vanuit de eigen beschaving een vergelijkbare kritiek gekend. Toen westerse ideeën, onder meer over het statuut van de vrouw, in de islamitische wereld ingang vonden, stonden de progressieve figuren, en vooral de geëmancipeerde vrouwen onder hen, voor een moeilijk probleem. Het was onloochenbaar dat de vrouw in de islamitische landen eeuwenlang een ondergeschikte positie had. Voor een echte emancipatie was dus een breuk met de islam nodig. Zo'n beslissing betekende het verloochenen van de eigen jeugd en opvoeding en het verbreken van alle banden met de naaste omgeving. Bovendien was dat apostasie, waarop de doodstraf stond. De enige weg die overbleef, was het zoeken naar bronnen van vrouwvriendelijkheid binnen de islam zelf. Een van de oplossingen was de mythe van de oorspronkelijk positieve houding van de koran en de eerste kaliefen tegenover de vrouw en de teleurgang daarvan in latere eeuwen.
Ik heb het diepste respect voor de moedige vrouwen die zo de emancipatie poogden te verdedigen. Ik begrijp ook de kinderen van migranten bij ons, die, wanneer ze trouw aan hun roots willen verbinden met trouw aan de waarheid, soms voor pijnlijke dilemma's staan. Datzelfde respect kan ik niet opbrengen voor intellectuelen die als islamdeskundigen naar voren treden maar daarbij de waarheid geweld aandoen.
Wie de situatie van de vrouw in de islamwereld wil onderzoeken, kan uiteraard sociologisch onderzoek doen naar de feitelijke gedragingen in de diverse moslimlanden en zal daarbij allicht grote verschillen vaststellen.Wanneer we het echter over de islam zelf hebben, als godsdienst, dan is het correcter de teksten en tradities te bestuderen die eeuwenlang als karakteristiek voor die islam golden: de koran, de soenna en de sharia.
De koran is volgens de gelovige moslims het eeuwige woord van God. Tot in de zeventiende eeuw waren nagenoeg alle christenen "fundamentalistisch", dat wil zeggen ze beschouwden de bijbel letterlijk als goddelijke waarheid. Voor de meeste moslims is dat ook nu nog het geval met de koran. In het christendom bestaan sinds de negentiende eeuw diverse wijzen van benadering van de Schrift, die een brede interpretatie toelaten. Zo'n in ruime kringen aanvaarde "moderne theologie" bestaat mijns inziens binnen de islam nog niet. Dat betekent dat wat duidelijk in de koran staat van groot gewicht blijft.
Welnu, in de koran wordt de superioriteit van de man tegenover de vrouw nadrukkelijk beklemtoond.
(a) Het basisprincipe wordt uitgedrukt in soera 4, vers 33: "De mannen zijn zaakwaarnemers voor de vrouwen, omdat God de een boven de ander heeft bevoorrecht..."
(b) Op het seksuele vlak wordt dat als volgt geconcretiseerd: een vrouw kan alleen seksuele betrekkingen hebben met haar echtgenoot (wanneer hij dat wenst), de man mag betrekkingen hebben met een onbeperkt aantal vrouwen: vier echtgenoten en zoveel slavinnen als hij zich kan veroorloven. S 23, v 1-6: "Het zal de gelovigen wel gaan... die hun schaamstreek kuis bewaren, behalve bij hun echtgenotes of de slavinnen waarover zij beschikken..." (vgl. ook: S 4, v 3).
(c) De man kan zijn echtgenote verstoten, het omgekeerde is uiteraard niet mogelijk. S 65, v 1: "O profeet! Wanneer jullie je van je vrouwen scheiden, doe dat dan met inachtneming van haar wachttijd..."
(d) Die voorrang op het seksuele vlak komt op markante wijze tot uiting in de behandeling van mannen en vrouwen in het paradijs. Er staan in de koran een honderdtal vermeldingen van de beloning in het paradijs. De meeste gaan over de gelovigen of de goede mensen in het algemeen, een tiental vermelden dat zowel vrouwen als mannen in de tuin binnengaan. Maar de negen uitvoeriger beschrijvingen van het paradijs hebben alle betrekking op de beloning van mannen: zij krijgen de beschikking over de hoeri's, maagden met de grote ogen en de blijvende jeugd. Welke plaats hun eigen echtgenotes daartussen hebben en of die ook een seksuele beloning krijgen, wordt niet verduidelijkt. De vrouwen in het paradijs lijken vooral een passief lustobject voor mannen te zijn.
(e) Vrouwen zijn op het emotionele en intellectuele vlak minderwaardig aan mannen. Daarom zijn ze bijvoorbeeld minder betrouwbaar als getuigen. S 3, v 282: "En roep twee getuigen op uit het midden van jullie mannen. En als er geen twee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen... zodat, als een van haar beiden zich vergist, de andere haar eraan kan herinneren."
(f) Ook op het vlak van de erfenissen wordt de vrouw achtergesteld. S 4, v 174: "... als er verscheidene broers en zusters zijn, dan komt de man het aandeel van twee vrouwen toe."
(g) Het overwicht van de man komt op de markantste wijze tot uiting in het feit dat de echtgenote hem onderdanig moet zijn en dat hij wordt aangespoord haar te slaan in geval van ongehoorzaamheid. S 4, v 34: "De deugdzame vrouwen zijn dus onderdanig... Maar zij van wie jullie de ongezeglijkheid vrezen, vermaant haar, laat haar alleen in haar rustplaatsen en slaat haar."
Het ziet er dus niet naar uit dat we echte vrouwvriendelijkheid in de koran moeten gaan zoeken.
Met de soenna is het al niet veel beter gesteld. De soenna is het geheel van de islamitische traditie zoals die zich tegen de tiende eeuw gevormd had. Ze is hoofdzakelijk gebaseerd op de hadiths, dat zijn overleveringen over uitspraken en handelingen van de Profeet - niet die van de koran, die komen immers van God zelf. Die hadiths gelden niet allemaal als even betrouwbaar en soms spreken ze elkaar tegen, maar toch is het geheel ervan gezaghebbend.
Het is een feit dat enkele van de hadiths gunstig uitvallen voor de vrouw, maar daarnaast zijn er heel wat die negatief klinken. Zo is er een "geloofwaardige" uitspraak van Mohammed die luidt: "Vrouwen hebben minder rede en minder geloof" (aangehaald in elk van de vijf betrouwbaarste verzamelingen van hadiths); verder nog: "De hel is vooral bevolkt met vrouwen" (collectie van al Boukhari, een van de gezaghebbendste). Veel van die uitspraken hebben betrekking op de man-vrouwrelatie: "Indien een vrouw haar huis verlaat zonder de toestemming van haar echtgenoot, dan wordt ze vervloekt door alle engelen"; "Een vrouw die zich aan haar nachtelijk bed onttrekt, wordt tot de morgen door de engelen vervloekt."
Om een idee te krijgen van het respect voor de vrouw bij Abu Bakr, de eerste kalief, moeten we eraan herinneren dat hij zijn dochter Aïsha uithuwelijkte toen dat kind negen jaar was, haar man, de Profeet, was 53. Dat voorbeeld heeft ertoe geleid dat er tot 1923 geen enkel Arabisch land was dat een minimumleeftijd voor het huwelijk bepaalde, met als gevolg talloze kinderhuwelijken. De meisjes waren dan definitief gebonden, de jongens konden later hun vrouw verstoten. Van de tweede kalief, Omar, is de uitspraak overgeleverd dat de man die zijn vrouw slaat, geen rekenschap hoeft af te leggen. Die vrouwvriendelijke beginperiode, vergeet het dus maar.
De shariah tenslotte is de neerslag van de koran en de soenna in het recht. Het markantste aspect daarvan in verband met de situatie van de vrouw is het principe van de voogdij. Hoewel er varianten bestaan tussen de juridische tradities is er toch overeenstemming over het principe dat een vrouw steeds een mannelijke voogd heeft. Die voogd (wali) kan soms haar zoon en zelfs haar kleinzoon zijn. Volgens de meeste scholen kan de voogd een vrouw tot een huwelijk dwingen. Volgens de hanefiten (onder andere in Turkije) is dat alleen het geval als het meisje niet geslachtsrijp is. Daarna is er ook bij hen minstens toestemming van de voogd nodig. Maar, zoals een van de deskundigen in de bijlage zei, onze verwondering over dat alles zal wel te wijten zijn aan "die dominante gedachte dat onze manier van doen de enig juiste is".
De concrete situatie van de vrouw in de verschillende tijdperken en gebieden is natuurlijk veel complexer dan deze basisgegevens suggereren. De opvatting echter dat armoede of westerse kolonisatie daarin een belangrijke rol hebben gespeeld, is onhoudbaar. De Arabische landen bijvoorbeeld maakten gedurende het grootste deel van hun geschiedenis deel uit van machtige islamitische rijken (onder de middeleeuwse kaliefen en de ottomaanse sultans-kaliefen) die zelfs belangrijke gebieden in Europa overheersten.
Wie onbevangen de gezaghebbende teksten leest, kan er moeilijk omheen dat de vrouw voor de man vooral een seksobject is dat men binnenshuis voor zichzelf voorbehoudt en bij het verlaten van het huis zoveel mogelijk bedekt om haar aantrekkelijkheid voor andere mannen te verbergen. S 2, v 223: "Jullie vrouwen zijn een akker voor jullie. Komt dan tot jullie akker hoe jullie willen"; S 33, v 33: (tot de vrouwen van de Profeet) "En blijft in jullie huizen en vertoont jullie niet opgesmukt als vroeger in de tijd van de onwetendheid (jahiliya)." Dat vrouwen hun vormen met sluiers moeten bedekken (behalve, zij het bij een minderheid van commentatoren, het gezicht en de handen) valt in dezelfde context te situeren. Daar komt echter nog een ergerlijk discriminerend facet bij: slavinnen mochten geen sluier dragen.
Ik schrijf dit alles niet met de bedoeling te krenken: ik heb veel scherpere kritieken op het christendom geschreven en ik zou evengoed het communisme aan de kaak kunnen stellen. De meeste culturen hebben donkere plekken in hun verleden, maar mij lijkt het beter daarmee in het reine te komen dan ze te verdoezelen.
Zoals in het christendom zitten er in de islam heel positieve elementen: het beklemtonen van de waarde van barmhartigheid in iedere soera, het streven naar een menswaardige herverdeling van de goederen, die gesymboliseerd wordt in het centrale gebod van de zakaat (wettelijke aalmoezen), de hoge waarde van een mensenleven, enzovoort. Zo kan men onder meer aantonen dat de ethiek van de islamartsen in de Middeleeuwen op een veel hoger niveau stond dan de christelijke.
Die waarden kunnen in onze wereld evenwel niet tot volledige ontplooiing komen wanneer men de koran als het absolute woord van God blijft beschouwen, in plaats van die te zien als een bron van inspiratie die een actuele aanpassing en invulling moet krijgen. Mensen van andere culturen kunnen die inspiratie zoeken in de upanishaden, in de leer van Boeddha, in de bijbel, bij Spinoza. Zolang niemand pretendeert over de echte openbaring te beschikken, kunnen al die bronnen bijdragen tot een betere samenleving. Onze maatschappij is zo geëvolueerd en complex geworden dat het niet opgaat de wijze waarop vrouwen (en mannen) met elkaar omgaan, werken, studeren, huwen, zich kleden, enzovoort, te laten bepalen door de letter van teksten die meer dan tien eeuwen geleden, in totaal andere omstandigheden, zijn ontstaan. Zowel wij als de mensen uit de islamcultuur hebben er alle belang bij helder in te zien waar in het verleden onze positieve en onze negatieve kanten liggen, onze waarden en onwaarden. Er is niets mis met het verwerken van een verleden, bij het verdringen ervan is niemand gebaat.
------------------------
December 2001, De Morgen, pagina 31, 2331 woorden © 2001 Uitgeverij De Morgen n.v. en Etienne Vermeersch