Ik ben uiteraard bereid die bij te werken, mocht het zijn dat ik bepaalde zaken verkeerd heb gezien. Het is altijd mijn mening geweest dat samenwerking met mensen van welke aard ook, moet kunnen, maar dit mag niet in de mist gebeuren: we moeten eerlijk zeggen wat we over een aantal zaken menen te moeten denken. Precies omdat de waarheid haar rechten heeft, wil ik hier een poging wagen om enkele onweerlegbare feiten betreffende de vrouw in de Islam naar voren te brengen.
Respect èn kritiek
Het onderwerp ligt delicaat; daarom enkele voorafgaande opmerkingen. Ik ben ervan overtuigd dat mensen die een monotheïstische openbaringsgodsdienst aanhangen - zoals het Christendom of de Islam - dwalen; er is immers geen God die zich geopenbaard heeft. Dit neemt niet weg dat ik voor deze gelovigen respect heb omdat, zoals Pierre Bayle het reeds lang geleden stelde, er op dit gebied blijkbaar geen waarheden zijn die zich aan iedereen met heldere evidentie opdringen. Dit respect voor individuen, en ook voor de cultuur en de maatschappijen die zich onder invloed van deze godsdiensten hebben ontwikkeld, mag ons niet beletten kritiek te uiten op sommige geloofspunten en op de maatschappijvormen die er mede door zijn bepaald. De uitspraken in de Koran en de Bijbel waarin de slavernij wordt toegelaten of verdedigd, zijn voor mijn ethische opvattingen onaanvaardbaar en de feitelijke slavernij en slavenhandel waaraan gelovigen van beide godsdiensten zich schuldig maakten, vormen een blijvende schande.
Vergelijkingen op ethisch vlak tussen Christendom en Islam zijn meestal nogal naïef omdat over allebei heel wat negatiefs te zeggen valt - uiteraard meer over het Christendom, maar het bestaat ook al bijna 600 jaar langer. Daarmee sluit ik niet uit dat ook andere ideologieën tot vreselijke uitspattingen hebben geleid. Om het enigszins moraliserend uit te drukken: laten we ons niet blind staren op het verleden, maar pogen het beste uit de verschillende tradities te zoeken om een betere samenleving op te bouwen.
Spot op het christendom
We kunnen deze samenwerking echter niet baseren op het verdoezelen van de waarheid. En de waarheid in verband met de positie van de vrouw is, dat zowel het Christendom als de Islam - maar ook bv. de Franse Revolutie - de waardigheid en de rechten van de vrouw diep hebben gekrenkt. Dat geldt zelfs voor de meeste democratieën tot ver in de vorige eeuw. (Ik was al volwassen toen een socialistische voorman nog zonder veel ophef te veroorzaken, in het parlement kon zeggen: "wijven moeten hun mond houden".)
Over het Christendom kan ik kort zijn: men hoeft maar de werken van Karlheinz Deschner te lezen (bv. "De Kerk en haar kruis") of van Uta Ranke-Heinemann (Eunuchen für das Himmelreich) om daarover uitsluitsel te hebben. Dat dergelijke werken konden verschijnen is te danken aan een traditie van kritiek en zelfs spot op het christendom en de kerk die vermoedelijk begint met Adriaan Koerbagh (17de eeuw) en die reeds bij Voltaire en Diderot (18de eeuw) een hoog niveau bereikte.
Zoeken naar bronnen van vrouwvriendelijkheid binnen de Islam
Bij mijn weten heeft de Islam nooit vanuit de eigen beschaving een vergelijkbare kritiek gekend. Toen westerse ideeën, o.m. over het statuut van de vrouw, in de islamitische wereld ingang vonden, stonden de progressieve figuren, en vooral de geëmancipeerde vrouwen onder hen, voor een moeilijk probleem. Het was onloochenbaar dat de vrouw in de islamitische landen eeuwenlang een ondergeschikte positie had: voor een echte emancipatie was dus een breuk met de Islam nodig. Zo'n beslissing betekende het verloochenen van de eigen jeugd en opvoeding en het verbreken van alle banden met de naaste omgeving. Bovendien was dit apostasie, waarop de doodstraf stond. De enige weg die overbleef was het zoeken naar bronnen van vrouwvriendelijkheid binnen de Islam zelf.
Eén van de oplossingen was de mythe van de oorspronkelijk positieve houding van de Koran en de eerste kaliefen tegenover de vrouw en de teleurgang daarvan in latere eeuwen. Ik heb het diepste respect voor de moedige vrouwen die zo de emancipatie poogden te verdedigen; en ik begrijp ook de kinderen van migranten bij ons, die, wanneer ze trouw aan hun roots willen verbinden met trouw aan de waarheid, soms voor pijnlijke dilemma's staan. Datzelfde respect kan ik niet opbrengen voor intellectuelen die als Islam-deskundigen naar voren treden, maar daarbij de waarheid geweld aandoen.
Teksten en tradities karakteristiek voor de Islam
Wie de situatie van de vrouw in de Islamwereld wil onderzoeken, kan uiteraard sociologisch onderzoek doen naar de feitelijke gedragingen in de diverse moslimlanden en zal hierbij allicht grote verschillen vaststellen (bv. misschien slaan Javaanse mannen hun vrouwen minder dan Algerijnse mannen). Wanneer we het echter over de Islam zelf hebben, als godsdienst, dan is het correcter de teksten en tradities te bestuderen die eeuwenlang als karakteristiek voor die Islam golden: de Koran, de Soenna en de Sharia (en de commentaren erover).
1) De Koran, het eeuwige Woord van God
De Koran is volgens de gelovige moslims het eeuwige Woord van God. Daar waar nagenoeg alle christenen tot in de 17de eeuw "fundamentalistisch" waren, d.w.z. de Bijbel letterlijk als goddelijke waarheid beschouwden, is dat voor de meeste moslims ook nu nog het geval. In het Christendom bestaan sinds de 19de eeuw diverse wijzen van benadering van de Schrift, die een brede interpretatie toelaten. Zo'n in ruime kringen aanvaarde "moderne theologie" bestaat m.i. binnen Islam nog niet en dat betekent dat wat duidelijk in de Koran staat, van groot gewicht blijft. Welnu, in de Koran wordt de superioriteit van de man tegenover de vrouw nadrukkelijk beklemtoond.
(a) Het basisprincipe wordt uitgedrukt in Soera 4, vers 34: "De mannen zijn zaakwaarnemers voor de vrouwen, omdat God de een boven de ander heeft bevoorrecht..." .
(b) Op het sexuele vlak wordt dit als volgt geconcretiseerd: een vrouw kan alleen sexuele betrekkingen hebben met haar echtgenoot (wanneer hij dat wenst); de man mag betrekkingen hebben met een onbeperkt aantal vrouwen: vier echtgenoten en zoveel slavinnen als hij zich kan veroorloven: S 23, v 1-6; "Het zal de gelovigen wel gaan... die hun schaamstreek kuis bewaren, behalve bij hun echtgenotes of de slavinnen waarover zij beschikken..." (vergelijk ook: S 4, v 3.)
(c) De man kan zijn echtgenote verstoten, het omgekeerde is uiteraard niet mogelijk. S 65, v 1: "O profeet! Wanneer jullie je van je vrouwen scheiden, doe dat dan met inachtneming van haar wachttijd..."
(d) Deze voorrang op het sexuele vlak komt op markante wijze tot uiting in de behandeling van mannen en vrouwen in het paradijs. Er staan in de Koran een honderdtal vermeldingen van de beloning in het paradijs. De meeste gaan over de gelovigen of de goede mensen in het algemeen; een tiental vermelden dat zowel vrouwen als mannen in de tuin binnengaan. Maar de negen echte beschrijvingen van het paradijs hebben alle betrekking op de beloning van mannen: zij krijgen de beschikking over de hoeri's, maagden met de grote ogen en de blijvende jeugd (volgens de latere traditie: zeventig in aantal). Welke plaats hun eigen echtgenotes daartussen hebben, en of die ook een sexuele beloning krijgen, wordt niet verduidelijkt. Wat er ook van zij, vrouwen in het paradijs zijn voor de mannen alleen passief lustobject.
(e) Vrouwen zijn op emotioneel en intellectueel vlak minderwaardig aan mannen, daarom zijn ze bv. minder betrouwbaar als getuigen: S 2, v 282 "En roep twee getuigen op uit het midden van jullie mannen. En als er geen twee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen... zodat, als één van haar beiden zich vergist, de andere haar eraan kan herinneren."
(f) Ook op het vlak van de erfenissen wordt de vrouw achteruit gesteld: S 4, v 176: "... als er verscheidene broers en zusters zijn, dan komt de man het aandeel van twee vrouwen toe."
(g) Het overwicht van de man komt op de meest markante wijze tot uiting in het feit dat de echtgenote hem onderdanig moet zijn en dat hij wordt aangespoord haar te slaan in geval van ongehoorzaamheid: S 4, v 34: "De deugdzame vrouwen zijn dus onderdanig...Maar zij van wie jullie de ongezeglijkheid vrezen, vermaant haar, laat haar alleen in haar rustplaatsen en slaat haar". Nu is het wel zo dat de traditie leert dat je bij dat slaan geen botten mag breken en geen lappen vlees uitscheuren, maar dit lijkt me een magere troost.
Het ziet er dus niet naar uit dat we echte vrouwvriendelijkheid in de Koran moeten gaan zoeken.
2) De Soenna: het geheel van de Islamitische traditie.
Met de Soenna is het al niet veel beter gesteld. De Soenna vormt het geheel van de Islamitische traditie zoals die zich tegen de 10de eeuw gevormd had. Ze is hoofdzakelijk gebaseerd op de hadiths, dat zijn overleveringen over uitspraken en handelingen van de Profeet; niet die van de Koran, die komen immers van God zelf. Die hadiths gelden niet allemaal als even betrouwbaar en soms spreken ze elkaar tegen, maar toch is het geheel ervan gezaghebbend.
Het is een feit dat enkele van de hadiths gunstig uitvallen voor de vrouw, maar daarnaast zijn er heel wat die negatief klinken. Zo is er een "geloofwaardige" uitspraak van Mohammed die luidt: "Vrouwen hebben minder rede en minder geloof..." (aangehaald in elk van de vijf meest betrouwbare verzamelingen van hadiths); verder nog: "de hel is vooral bevolkt met vrouwen." (collectie van al Boukhari, een van de meest gezaghebbende). Veel van die uitspraken hebben betrekking op de man-vrouw relatie: "Indien een vrouw haar huis verlaat zonder de toestemming van haar echtgenoot, dan wordt ze vervloekt door alle engelen."; "Een vrouw die zich aan haar nachtelijk bed onttrekt, wordt tot de morgen door de engelen vervloekt". Om een idee te krijgen van het respect voor de vrouw bij Abu Bakr, de eerste kalief, moeten we eraan herinneren dat hij zijn dochter Aïsha uithuwelijkte toen dat kind negen jaar was, haar man, de Profeet, was 53... Dit illustere voorbeeld heeft ertoe geleid dat er tot 1923 geen enkel Arabisch land was dat een minimum leeftijd voor het huwelijk bepaalde, met als gevolg talloze kinderhuwelijken (de meisjes waren dan definitief gebonden, de jongens konden later hun vrouw verstoten). Van de tweede kalief, Omar, is de uitspraak overgeleverd dat de man die zijn vrouw slaat, geen rekenschap hoeft af te leggen. Die vrouwvriendelijke beginperiode, vergeet het dus maar.
3) De Shariah, de neerslag van Koran en Soenna in het recht.
De shariah is de neerslag van de Koran en de Soenna in het recht. Het meest markante aspect daarvan, in verband met de situatie van de vrouw, is het principe van de voogdij (al wilaya).
Hoewel er varianten bestaan tussen de verschillende juridische tradities is er toch overeenstemming over het principe dat een vrouw steeds een mannelijke voogd heeft. Deze voogd (wali) kan soms haar zoon en zelfs haar kleinzoon zijn. Volgens de meeste scholen kan de voogd een vrouw tot een huwelijk dwingen; volgens de hanefiten (o.a. Turkije) is dat alleen het geval als het meisje niet geslachtsrijp is! Daarna is er ook bij hen minstens toestemming van de voogd nodig.
De vrouw als "privé-eigendom"
De concrete situatie van de vrouw in de verschillende tijdperken en gebieden is natuurlijk veel complexer dan deze basisgegevens suggereren. De opvatting echter dat armoede of westerse kolonisatie hierin een belangrijke rol hebben gespeeld, is onhoudbaar. De Arabische landen bv. maakten gedurende het grootste deel van hun geschiedenis deel uit van machtige islamitische rijken (onder de middeleeuwse kaliefen en onder de ottomaanse sultans-kaliefen) die zelfs belangrijke gebieden in Europa overheersten.
Wie onbevangen de gezaghebbende teksten leest kan er moeilijk omheen dat de vrouw voor de man vooral een sexobject is dat men binnenshuis voor zichzelf voorbehoudt en bij het verlaten van het huis zoveel mogelijk bedekt om alle aantrekkelijkheid voor andere mannen te vermijden: S 2, v 223: "Jullie vrouwen zijn een akker voor jullie. Komt dan tot jullie akker hoe jullie willen"; S 33, v 33: (tot de vrouwen van de Profeet) " En blijft in jullie huizen en vertoont jullie niet opgesmukt als vroeger in de tijd van de onwetendheid (jahiliya)". Dat vrouwen hun vormen met sluiers moeten bedekken - behalve, zij het bij een minderheid van commentatoren, het gezicht en de handen - valt in dezelfde context te situeren. Daar komt echter nog een ergerlijk discriminerend facet bij: slavinnen mochten geen sluier dragen.
Het verleden niet verdringen, wel verwerken
Ik schrijf dit alles niet met de bedoeling te krenken: ik heb veel scherpere kritieken op het Christendom geschreven en ik zou even goed het communisme aan de kaak kunnen stellen. De meeste culturen hebben donkere plekken in hun verleden en mij lijkt het beter daarmee in het reine te komen dan ze te verdoezelen.
Zoals in het Christendom zitten er in de Islam heel positieve elementen: het beklemtonen van de waarde van barmhartigheid in iedere Soera; het streven naar een menswaardige herverdeling van de goederen, die gesymboliseerd wordt in het centrale gebod van de zakaat (wettelijke aalmoezen), de hoge waarde van een mensenleven, enz. Zo kan men o.m. aantonen dat de ethiek van de islamartsen in de Middeleeuwen op een veel hoger niveau stond dan de christelijke.
Deze waarden kunnen in onze wereld evenwel niet tot volledige ontplooiing komen, wanneer men de Koran als het absolute woord van God blijft beschouwen, in plaats van die te zien als een bron van inspiratie die een actuele aanpassing en invulling moet krijgen. Mensen van andere culturen kunnen die inspiratie zoeken in de Upanishaden, in de leer van Boeddha, in de Bijbel, bij Spinoza...: zolang niemand pretendeert over de echte openbaring te beschikken, kunnen al die bronnen bijdragen tot een betere samenleving. Onze maatschappij is zo geëvolueerd en complex geworden dat het niet opgaat de wijze waarop vrouwen (en mannen) met elkaar omgaan, werken, studeren, huwen, zich kleden, enzŠ, te laten bepalen door de letter van teksten die meer dan tien eeuwen geleden, in totaal andere omstandigheden, zijn ontstaan. Zowel wij als de mensen uit de Islamkultuur hebben er alle belang bij helder in te zien waar in het verleden onze positieve en onze negatieve kanten liggen, onze waarden en onwaarden. Er is niets mis met het verwerken van een verleden; bij het verdringen ervan is niemand gebaat.